dinsdag 7 juli 2009

DIRECTION 1967-1970

Willem Bouman – Sologitaar, Vocals (Amerongen)
Maarten Roos – Slaggitaar, Vocals (Maarsbergen)
Gerard Jonker – Drums (Maarn)
Rob van der Veer – Basgitaar (Amerongen)

Helaas zijn er geen geluidsfragmenten van de cover band Direction bewaard gebleven.
Om een indruk te geven van wat voor covers de band speelde, zijn er “links” in de tekst naar tracks van de originele uitvoerders toegevoegd.

Het ontstaan van de band
De pop-muziekband Lijn 6 uit Doorn, waar ik basgitaar speelde, werd aan het einde van het middelbare schooljaar 1967 ontbonden en ik was van plan na de vakantie een nieuwe band te zoeken.
In het Dorpshuis van Amerongen was die zomer een optreden van een band met een razendsnelle bassist, terwijl ik me aan die gozer sta te vergapen, komt Willem Bouman naast me staan.
Willem had de reputatie de beste sologitarist van Amerongen en omstreken te zijn.
Ik had hem nooit ontmoet, hij was twee jaar ouder dan ik en dat is, als je 16 bent, een onoverbrugbaar verschil.
De band neemt een pauze en Willem zegt tegen mij „ik heb van Bert van Viegen gehoord dat jij basgitaar speelt bij Lijn 6 in Doorn?” 
„Ja”, zeg ik, terwijl ik me afvraag: „waarom heeft hij het met Bert, een gitaar vriendje van mij uit Amerongen, over Lijn 6 gehad”.
„Ben je net zo snel als de bassist van deze band?”, gaat Willem verder.
Ik denk: „dat vraag je niet voor niets”, en bluf: „ik denk van wel”.
Willem vertelt dat hij een bluesband in Maarsbergen heeft en dat de bassist, zijn vriend Berry van de Brand, aangemonsterd heeft bij de grote vaart, daarom is er plaats voor een nieuwe bassist; of ik eens langs wil komen om te kijken of het wat voor me is.
Twee dagen later ontmoette ik de andere bandleden in Maarsbergen.
Maarten, de slaggitarist, is van mijn leeftijd, met een zijden sjaaltje om en komt overduidelijk uit een goed milieu.
Gerard, de drummer, een getrouwde vent, nog ouder dan Willem nota bene die er niet uit ziet in zijn keurig gestreken vouw-pantalon en witte overhemd, vond ik.
We begonnen wat te jammen en ik maakte géén verpletterende indruk, want Lijn 6 speelde popmuziek en dit was toch iets anders.
Willem zegt: „Jullie spelen ook nummers van The Who bij Lijn 6, Gerard vindt Keith Moon een goeie drummer, speel eens wat van hen op de basgitaar”.
Ik speel Happy Jack en daarna My Generation, Gerard drumt en Maarten speelt en zingt wat flarden mee, terwijl Willem toekijkt en luistert.
Ik merk inmiddels dat die oude getrouwde vent eigenlijk een waanzinnig goede drummer is, en vind hem er ook al minder lullig uitzien, Maarten, overdreven show-erig zingend, kon ik nog niet zo goed plaatsen.
Als we klaar zijn zegt Willem: „Niet slecht, maar we spelen dat niet, we zijn een bluesband”.
Pas later leerde ik dat dat „niet slecht” een klein compliment was.
Ik kon blijven, op mijn vraag, wat de naam van de band was, was het antwoord: „We zoeken nog een naam”, enige weken later was Direction geboren.
Er werden bandfoto's gemaakt door mijn vader en hadden afgesproken dat Gerard wat stoers aan zou trekken, maar hij kwam in zijn vouw-pantalon en witte overhemd, ook bij latere foto's.
We dwongen hem dan om een jasje van ons of een zonnebril op te zetten, zodat hij er nog een beetje heavy uit zag.

De oefenruimtes
We oefenden twee keer in de week in de christelijke school van Maarsbergen, van waaruit voor sommigen wonderlijke klanken kwamen, “Driving in my car, Smoking my cigar” zongen Willem en Maarten en N.S.U van Cream was luid en duidelijk te horen in de wijde omgeving.
Willem had een Puch, waarop ik achterop, met in mijn mijn rechterhand een gitaarkoffer met de sologitaar en in mijn linkerhand een gitaarkoffer met de basgitaar, mijzelf met mijn knieën trachtte vast te houden.
De 9 km van Amerongen naar Maarsbergen zijn dan een heel eind, en als ik daarover klaagde was het antwoord van Willem „daar krijg je lange armen van, dat is goed voor een bassist”.
We raakten vrij snel ingespeeld en deden nummers als Hideaway van John Mayall & The Bluesbreakers, Sunshine of Your Love en Strange Brew van Cream, Jeff's Blues van The Yardbirds, en Shake Your Moneymaker van Fleetwood Mac, maar we traden nog nauwelijks op.
Toen de LP “Are You Experienced” van Jimi Hendrix uitkwam, waren we helemaal overdonderd!
Wat was dit?, eerder hadden we al Stone Free aan de setlist toegevoegd, de achterkant van de single Hey Joe, maar deze LP sloeg alles.
Hey Joe speelden we wel omdat er naar gevraagd werd, maar zelf vonden we het niet echt geweldig, met dat mierzoete koortje op de achtergrond.
Het roer ging direct om, alle Chicago bluesnummers gingen van de setlist af en toen kort daarna ook nog Axis Bold as Love van Jimi Hendrix uitkwam was de halve setlist gevuld met nummers van Jimi Hendrix.
We speelden onder meer Purple Haze, The Wind Cries Mary, Manic Depression, Little Wing, Foxey Lady, Red House, Wait Until Tomorrow, Bold As Love en Castles Made Of Sand.
Dat was het bestuur van de Christelijke school blijkbaar ook opgevallen, want we konden vertrekken, onduidelijk was of het de muziek, of ons Hendrix-achtige uiterlijk was dat ze niet aanstond.
Gerard, die bij de vrijwillige brandweer Maarn/Maarsbergen zat, regelde de brandweerkazerne in Maarsbergen als oefenruimte, ironisch genoeg tegenover de Christelijke school, en met houten en halfsteenswanden, en Maarsbergen kon dan ook blijven genieten, terwijl Willem en Maarten zongen “It was a new day yesterday, but it’s an old day now” A New Day Yesterday van Jethro Tull.

In die tijd kregen Gerard en zijn vrouw hun eerste kind, dus beschuit met muisjes, alles oké, iedereen blij, tot een week later, toen we hoorden dat Gerard was opgepakt door de politie.
Wat was het geval; Gerard die ooit ziekenbroeder op een ambulance was geweest, had zijn kind zelf gehaald, geen dokter aan te pas gekomen en ook even vergeten het kind aan te geven bij de burgerlijke stand!
Dat pikte de burgemeester van Maarn niet.

De brandweerkazerne werd enige tijd later ingewisseld voor een leegstaande woning in Amerongen, toen werd Direction een Amerongse band, ook traden we inmiddels met grotere regelmaat op.
Om onduidelijke redenen moesten we tegen de winter ook deze woning als oefenruimte verlaten en ons nieuwe onderkomen werd de ijs en snoep verkoopruimte van het zwembad de Blauwe Schuur in Amerongen.
Een ruimte die we bekleedden met oude vloerkleden voor de akoestiek en die zover van het dorp lag, dat niemand last van ons had.
In het voorjaar, als de verkoopruimte in gebruik moest worden genomen, verhuisden wij naar een groot materiaalhok in de schuur, waar geen plafond in zat, we keken in de kap van deze nagebouwde tabaksschuur, aan de andere kant van de 3 meter hoge tussenmuur begonnen de kleedruimtes, van waaruit je eveneens in dezelfde kap keek.
We hadden de afspraak, dat we er altijd mochten zijn, behalve als het bad open was.
Dat namen we letterlijk, want als het bad om 8 uur 's avonds dicht ging, dan waren we er al een uurtje van te voren om “The Coolest Cats in Town” uit te hangen rond het zwembad en we startten klokslag 8.
Dat was lol, want het bad sloot wel, maar vrijwel iedereen moest er nog uit worden gejaagd door de badmeesters en zich uiteraard omkleden.
Terwijl iedereen in zijn blote kont stond, zong Willem dan “Here I come, I'm comin' to get ya,” Foxey Lady van Jimi Hendrix en dat galmde dan keihard in de nok en verderop tussen de spanten van de schuur.
De zwem-jeugd massaal joelend om meer en harder, en de ouderen met een gezicht van: Dit hoeft voor mij niet, hoor!
We gingen dan in hoog tempo verder met Oh Well van Fleetwood Mac, Sunshine of Your Love van Cream, Keep on Running van The Spencer Davis Group of een ander power nummer van Jimi Hendrix, zodat we de regie in de schuur behielden, en niet overschreewd werden door de zwem-jeugd.

Na een half uur was vrijwel iedereen verdwenen, op een paar lokale fans na, die voor de ruiten stonden te kijken, maar alleen als je tot de “Inner Circle” behoorde, mocht je ook naar binnen.

Dan speelden we de wat meer ingetogener nummers zoals: Man of the World of Albatross van Fleetwood Mac.
Een favoriete bezigheid tijdens het wachten tot het bad sloot, was Gerard met z'n allen overvallen en proberen te vloeren.
Dat lukte vrijwel nooit, ondanks dat Willem en ik een kop groter waren dan Gerard, hij had een opleiding tot fysiotherapeut gevolgd, en kon je met één hand zo knijpen dat je daarna je arm, of je been 5 minuten niet meer kon bewegen.
Er werd overigens altijd serieus gerepeteerd, waarbij Willem de perfectionist en bovendien de meest begaafde van ons was.
Willem had een absoluut gehoor, en dat was soms om gek van te worden.
Als we en nummer eindigden, keken Maarten, Gerard en ik elkaar aan van: „zo dat ging lekker”, dan kon Willem zeggen „ik zou die D snaar van je basgitaar maar wat hoger zetten, want dit is geen gehoor”, het ergerlijke was, dat hij altijd gelijk had.

Tijdens optredens, Maarten had twee gitaren, een Epiphone en een Fender, kon Willem zeggen „Maarten pak alsjeblieft de Fender, want ik wordt helemaal naar van die valse Epiphone van je!”
De hollowbody Epiphone was ook snel ontstemd bij de temperatuurschommelingen op het podium.
Iedereen in de band kon met nieuwe nummers aankomen, maar er werd wel kritisch gekeken of we het konden spelen.
Gerard, Willem en ik waren autodidacten, alleen Maarten had ooit eens muziekonderwijs gehad.
Willem kon tijdens het uitzoeken van nummers direct een akkoord horen „hij speelt één of andere C” en dan pakte hij een C, verzette z'n pink of ringvinger nog even, en dan had hij het goede akkoord.
Maarten keek naar Willems vingers en merkte op „het is een Cadd9”, hetgeen niemand interesseerde, want we speelden niet van muziek en noteerden het dus ook niet.

Willem ging in zijn perfectionisme ver, Maarten en ik wilden Born to Be Wild van Steppenwolf spelen en waren er al aardig mee op weg en Gerard zat ook al lekker mee te rammen, maar Willem was niet overtuigd.
Willem: „ik hoor een orgel op de plaat, en we hebben géén orgel”.
Maarten nog „ik doe wel wat van dat orgel op mondharmonica” weer de LP op de pick-up gelegd, Willem: „als ik goed luister hoor ik dat orgel overal, dat kunnen we dus niet spelen”.
Overdreven, want de violen in Need Your Love So Bad van Fleetwood Mac hadden we ook niet, en in Hideaway van John Mayall & The Bluesbreakers zit ook overal een orgel, Willem zag het nummer gewoon niet zitten.
We speelden in de oefenruimte ook instrumentale nummers van The Shadows; Shindig, F.B.I., Kon-Tiki, 36-24-36 en dergelijke, om timing, precisie en netjes spelen te oefenen; dat was in dit soort nummers veel beter hoorbaar dan in de power nummers die we anders altijd speelden.
Echter, nooit tijdens optredens, dat zou onze reputatie als Hendrixband kunnen schaden, vonden we.
Tegen twaalf uur ’s avonds, als we er mee op hielden, gingen we 's zomers nog even zwemmen natuurlijk, want dat zwembad hadden we niet voor niets bij de hand.

De taakverdeling van de bandleden
Willem was onbetwist de bandleider, hetgeen bestond uit: coördinerend optreden; de conflicten tussen de bandleden sussen en knopen doorhakken, want we hadden de neiging om alles uit te stellen, in de hoop op een allesomvattend compromis.
Willem moest vooral in het begin Maartens moeder en mijn ouders gerust stellen dat hij wel een oogje in het zeil hield, en dat we geen drugs zouden gebruiken.
Ook Gerard's vrouw moest regelmatig door Willem overtuigd worden van de noodzaak dat Gerard veel en intensief met de band bezig moest zijn.
Gerard was aanvankelijk de enige met een rijbewijs, hij had dus de bands VW bus onder zijn beheer, en reed ons overal naar toe.
Merkwaardig, want hij had een fors alcoholprobleem, maar we hadden geen alternatief.
Maarten, die niet werkte, kon gemakkelijk vanuit Maarsbergen per trein naar Utrecht, Amsterdam en Den Haag, hij struinde platenzaken af, kocht LP's en ook wel bühne kleren voor ons, en tevens her en der oude, meestal verrotte, gitaren, om tijdens optredens te vernielen.

De witte konijnenbont mantel (op de foto uit 1967) had Maarten ook voor me opgesnord.
Toen ik daar 's avonds bij mijn ouders mee thuis kwam, hing ik hem op de kapstok, binnen was een vergadering van de PvdA en ik ging naar mijn kamer.
Toen iedereen aanstalten maakten om te vertrekken, hoorde ik mijn moeder beneden in de hal te keer gaan, wat was er aan de hand?
Die jas was vreselijk in de rui, alle jassen op de kapstok zaten onder de witte haren. Vanaf dat moment mocht die jas niet meer mee naar binnen, ik moest hem in de schuur uittrekken en achterlaten.
Uiteraard bleef ik hem dragen tot de mouwen er vanaf vielen.
Toen we het wat drukker kregen werd Frans van Vessem onze manager omdat hij een Mercedes had, een oud gitaarvriendje was, en omdat hij dat heel graag wilde.
We reden echter nooit met Frans mee naar een optreden, want we vonden het veel stoerder om met z'n allen aan te komen in de VW bus en bovendien: Frans was een soulfan en die kon van die foute soulkleren aan hebben, zo'n broek met van die wijde pijpen bijvoorbeeld, daar wilde je niet bij in- en uit de auto stappen met je Hendrix kop.
Frans was bij aanvang van een optreden vaak aanwezig, maar werd geacht bij bezoekers navraag te doen naar (nieuwe) clubs in de buurt waar we wellicht konden optreden en vervolgens net als wij aan het werk te gaan door op die avond bij die clubs nog op bezoek te gaan om de eigenaar te spreken. Aan het eind was Frans er dan weer om af te rekenen met de zaaleigenaar.
Frans, maar ook Maarten, waren onze kappers, om dat Jimi Hendrix haar te krijgen en te houden. Tijdens optredens, gingen we als volgt te werk: er werden 5 flesjes bier gehaald en één cassis. Willem, Gerard, Maarten en Frans namen een biertje, ik dronk de cassis, en dat laatste flesje bier werd dan in ons haar gesmeerd, voordat Frans en Maarten aan het touperen sloegen.
Dat hele spektakel kon overal plaats vinden, in de oefenruimte, vlak voor een optreden in de kleedkamer, maar ook in het chauffeurs-café van Motel Maarsbergen, waar we verzamelden om naar een optreden te gaan, menige vrachtwagenchauffeur wist dan niet wat hij zag, maar daar hadden we schijt aan.
Ik beheerde de apparatuur, deed de podiumtechniek en het onderhoud, er waren verschillende optredens waarbij de soldeerbout heet lag, want Maarten met zijn wilde acts, vernielde nogal wat kabels.
Ik werkte bij Gijs Meijer in Amerongen, een installateur, en verzamelde daar oude TV's om tijdens optredens te vernielen.
Verder hield ik de set lists bij en deed de aankondigingen tijdens optredens.

De optredens
Maarten stal de show bij onze optredens door zijn acts en zag er voor de meisjes ook het meest “salon fähig” uit.
Willem was overal waar we kwamen de onwaarschijnlijke, niet te evenaren sologitarist, en kon voluit excelleren op de sologitaar, vertrouwend op de motor van de band achter zich, Gerard als fantastische drummer en ik, als ik zo onbescheiden mag zijn, als stuwende bassist.
Verder speelden we echt hard voor die tijd, harder kon ook niet want het drumstel was niet versterkt en om een beetje mee te kunnen in volume had Gerard twee staande, extra grote floor-tommen en later ook twee bass drums, bovendien kon hij met de voor- en achterzijde van de sticks drummen.
Maarten had een 50 Watt Vox buizen combo, Willem en ik speelden over 200 Watt Dynacord buizen versterkers en zelf gemaakte boxen.
Willem speelde op een Fender Stratocaster, Maarten speelde op een Fender Telecaster of een Epiphone, ik speelde op een Fender Jazz Bass en Gerard had een Pearl drumstel.
De zanginstallatie bestond uit een 200 Watt Dynacord buizen versterker, Dynacord Echo en Max zangzuilen.
Die buizen versterkers werden op sommige podia, waar het bloedheet kon zijn, zo heet dat ze wel eens uitvielen, we hadden dan ook ventilatoren bij ons voor koeling, in dat geval.
Dat hard spelen was noodzakelijk, omdat bij een dergelijk volume de sologitaar voldoende feedback van de speakers had om Hendrix te kunnen spelen, en tevens gaf de feedback de basgitaar het effect wat je tegenwoordig compressie zou noemen, maar wat toen nog niet gangbaar was.
Frans, die bij een houthandel werkte, had het hout geleverd voor de zelfgebouwde boxen, ik via Gijs Meijer de speakers: 18 inch Goodman speakers voor de basgitaar en 12 inch Goodman speakers voor de sologitaar, alles tegen inkoopprijzen, vanzelfsprekend.
De boxen bouwden we met zijn drieën, en werden dan ook voorzien van het letter logo WRF, Willem, Rob, Frans en wij maar in de clubs, tegen nieuwsgierige gitaristen, vertellen: „Ja, WRF, uit Engeland gehaald, kost wat maar dan heb je ook wat.”
Alleen Rudy Bennett van The Motions, waarbij we in het voorprogramma stonden in de zaal van Het Grote Bos in Doorn, trapte daar niet in en bleef aanhouden: „Wat voor speakers zitten in jullie zelfgebouwde boxen”, omdat hij versteld stond van het geluid, dat ze produceerden.
De meeste bands gebruikten Celection speakers, maar de Goodman speakers hadden meer laag en dat viel Rudy Bennett op.

Gerard had totaal geen aansluiting bij het publiek en ging in de pauzes dan maar achter zijn drumstel zitten en begon dan een solo te draaien.
De bedoeling was, dat ik op een gegeven moment, als het op zijn heftigst was, hem daaruit verloste met de basgitaar, en dat dan enige tijd later de rest van de band bijviel.
Menige keer werd ik door Willem en/of Maarten tegengehouden en lieten we Gerard nog minuten lang zweten, hij raakte trouwens niet in paniek, nam gas terug, liep al drummend een paar rondjes relaxed om zijn drumstel heen, en ging weer, op adem gekomen, zittend verder.
Gerard werkte in het Gesticht Valkenheide, draaide alleen maar doordeweekse nachtdiensten, om de verdiensten en de vrijheid die dat bood voor de band en optredens in de weekenden.
Daar was hij gewend om efficiënt geweld te gebruiken als het moest, want, daar sliepen geen lieverdjes op de slaapzalen, om het eufemistisch uit te drukken.
Gerard knapte dan ook al onze problemen op waarbij enige vorm van gepast geweld nuttig was.
De barkeeper in Den Bosch bijvoorbeeld, die telkens weer de jukebox aanzette terwijl we nog speelden, omdat hij een pauze nodig vond, zodat het publiek van de dansvloer naar de bar kon gaan voor zijn omzet.
Of de zaaleigenaar die dacht: „ik scheep die band met wat minder geld af, want door de regen is er niet genoeg volk gekomen”, die kregen allemaal met Gerard te doen, eerst beleefd maar als het moest ook pijnlijk, nooit slaan en trappen of zo, het ons bekende recept: arm vastpakken, omdraaien, dan ergens in een zenuwbaan knijpen, zodat de arm het eerste half uur niet meer bruikbaar was: probleem opgelost.
Wij stonden bij dat soort incidenten te kijken met een gezicht van; „ja joh, eigen schuld hè, hij vroeg het je toch beleefd”.
En de verbaasde omstanders: „moet je nu zien, de kleinste moet het opknappen”.
In Rotterdam speelden we in een club in de haven, en zag ik een snotaap, tijdens het opruimen aan het eind van het optreden, een microfoon in zijn jaszak steken en richting uitgang gaan.
Ik gebaar tegen Gerard, die op dat moment net weer de zaal binnen komt, hij heeft wat in zijn jaszak, en Gerard achter die knaap aan.
Als ik buiten kom zie ik Gerard met in zijn linkerhand de microfoon en zijn rechter hand om die knaap z'n strottenhoofd, hij duwt hem, strak in de ogen kijkend, richting water.
Ik heb hem tegen kunnen houden en dat was maar goed ook, want inmiddels was het laag water geworden, en het water stond wel 8 meter onder de kade.
We traden met grote regelmaat op, vooral in Utrecht en Rotterdam maar ook in Zeist, Veenendaal, Wageningen de winter-residentie van Circus Boltini en talloze kleinere plaatsen in de provincies Utrecht, Gelderland en Brabant.
Meestal belandden we op de terugweg in het chauffeurs-café van Motel Maarsbergen waar je dan 's nachts alleen nog wat kon drinken.
De keuken was al lang dicht, maar bij binnenkomst riep Gerard dan tegen de ober: „Johan, 3 bier, 1 cassis en 4 gehaktballen graag, en snel want anders kom ik je helpen.”
Die obers deden dat dan maar, want die kenden Gerard en waren doodsbenauwd voor hem.
Even later zat dan een Duitse vrachtwagenchauffeur zich af te vragen: „Waarom krijgt dat tuig wel iets uit de keuken, en ik niet????”
Nadat Gerard voor de zoveelste keer „nog één laatste biertje” gedronken had, konden we naar bed.

Wat we tijdens een optreden wel deden, als we balorig waren, was het spelen van een soulnummer “I'm gonna wait 'til the midnight hour, that's when my love comes tumblin' down”, zong Maarten dan overtuigend, zonder enige aankondiging vooraf van mij, In The Midnight Hour van Wilson Pickett of (Sittin' on) the Dock of the Bay van Otis Redding, tenminste als Maarten nog fluiten kon.

Even de, zo stoned als een aap zijnde, hippies in de zaal een bad trip bezorgen, noemden we dat.
In het jongerencentrum, het oude politiebureau in Utrecht zag je dan ook menig in Afghaanse jas geklede hippie, met afgrijzen naar het podium kijken, zich afvragend „zijn die lui gek of zo”, ook al omdat we het met overtuiging en perfect speelden.

Frans regelde in Utrecht en Rotterdam contracten voor reeksen van optredens.
In Utrecht bijvoorbeeld elke maand in een ander buurthuis van een Christelijke vereniging.
Die buurthuizen waren alcoholvrij en dat gaf een heel gedoe met Gerard’s verslaving.
Gerard nam dan zelf een krat bier mee, bracht eerst zijn bass drum in de koffer naar binnen, ging dan weer terug naar de auto, met de lege bassdrum koffer en zette daar zijn krat bier in.
Dan sjouwde hij de bass drum koffer weer naar binnen, terwijl de dienstdoende gereformeerde ouderling van die avond hem gade sloeg en zich afvroeg: „Hoe kan ik nu een krat bier horen rinkelen, en hem niet zien?”. 
Ik kreeg dan de opdracht: „haal even een flesje fris voor jezelf, en drink hem leeg en breng mij dat flesje”, de rest van de avond was Gerard dan tussen de nummers door bezig met, zo onopvallend mogelijk, achter op een podium, bier vanuit een bierfles in een fris fles te gieten uit die bass drum koffer.
Een natte kleverige bende bleef achter op het podium, en na afloop ging dat hele circus weer in omgekeerde volgorde naar de auto.
Merkwaardigerwijs had zijn alcoholgebruik geen invloed op zijn drummen, wel werd hij wat onzeker en dan vroeg hij mij: „geef de breaks even aan” en dat ging perfect; een kleine neerwaartse beweging van de basgitaar hals en Gerard miste echt helemaal niets.

Onderweg in de bus was het zo, dat Gerard reed en Willem naast hem zat; we hadden zoveel apparatuur dat de VW bus tot aan het dak vol zat en voor Maarten en mij was er dan ook alleen nog maar plek achterin, boven op de motor.
Maarten en ik stapten dan ook achterin, via de klep in en uit, en omdat dat geen echte deur was met een kruk van binnen, deed Willem die dan telkens aan de buitenzijde open en dicht.
We zaten daar wel lekker warm op die motor, maar ook als ratten in de val, niemand van ons die daar een vraag over stelde, trouwens ook niet over de rijvaardigheid van Gerard.
Het ging bijna altijd goed, op die keer dan na, dat Gerard bij Rotterdam de afrit op reed in plaats van de oprit; toen waren we ´s nacht om drie uur even een paar kilometer aan het spookrijden.
Maar één ongeluk gehad, in Utrecht verleende een Renault Dauphine ons geen voorrang van rechts, en boorde zich keihard in de linkerkant van de VW bus.
De voorwielen van de Dauphine lagen plat op de weg en tot aan de voorruit onder de VW bus.
De VW bus had bijna niets, omdat de loodzware zelfgebouwde boxen van ons het staal overeind had gehouden.
Ik zie de agenten nog kijken: hoe kan dit, die Renault Dauphine kan naar de sloper, en die bus kan gewoon verder.
Die agenten hadden trouwens toch stront in hun ogen, want die zagen Gerard's krat bier op de voorbank over het hoofd, en vonden het blijkbaar ook niet bijzonder dat Maarten en ik achterin stapten toen we wegreden.
Met het publiek hadden we bijna nooit problemen, wel met zaaleigenaren over de verniel acts van Maarten.
Maarten sloeg gitaren kapot tegen alles wat los en vast zat, en sloot TV's, achterin de coulissen, via een lang snoer, op de netspanning aan zodat er ruis op het beeldscherm zichtbaar was en sjouwde die TV's dan het podium op om ze kapot te smijten, terwijl wij met z'n drieën gewoon doorspeelden.
De beheerder van het dorpshuis in Amerongen was woest, dat er van die geweldige deuken in zijn vloer zaten, en ik moet zeggen: hij had een punt!
De vloer werd ook gebruikt als gymnastiekvloer.
Een zaaleigenaar in Utrecht werd geconfronteerd met publiek dat, aangestoken door Maartens vernielzucht, ook met meubilair begon te gooien.
In Amerongen hadden Bert van Viegen en Gert Esveld van The Keyclub een optreden georganiseerd waar vloeistof dia's geprojecteerd werden, Coen Dell en Martin van Keeken uit Leersum hielden zich daar mee bezig en hadden daarvoor de benodigde spullen; in mijn herinnering het meest psychedelische optreden ooit.

Een club in Rotterdam vroeg of “action painters” hun act tijdens een optreden van ons konden doen.
Dat vonden we goed, achteraf echter de grootste chaos die we ooit mee hebben gemaakt.
Die club had een, niet te diep, maar wel breed podium, aan de achterzijde waren allemaal lakens gespannen, dan had je over de volle breedte een 1m brede, lange gang, voorzien van een plastic zeil op de grond voor de “action painters” en wij stonden dan daarvoor, naast elkaar in de breedte. Dat kon maar net met het drumstel en zelf moest je natuurlijk ook nog voor je boxen staan.
Die gasten hadden witte overalls aangetrokken en waren, toen wij aan het sound checken waren, druk met verf van grote potten in kleine aan het doen, en er werd, met behulp van een sauslepel, plastic boterhamzakjes met wat verf gevuld en zo strak mogelijk dichtgebonden.
De zaaleigenaar werd al ongerust en kwam informeren wat het plan was, maar die werd verzekerd: „het is allemaal waterverf, en als er iets naast het zeil gemorst zou worden, dan hielpen ze schoonmaken”.
Terwijl we de eerste set speelden, begonnen die gasten braaf te schilderen, in de tweede set ging het al wat wilder, er werden geen kwasten meer gebruikt maar de verf werd met de vingers opgebracht. In de derde set, toen Maarten ook los ging met zijn „gitaren en TV verniel act”, brak de hel los; die gasten begonnen met de plastic boterhamzakjes gevuld met verf naar de lakens te gooien en stapten daarbij tussen ons in en, uiteindelijk ook de zaal in, waarbij het publiek begon te helpen en Maarten het vuur zogezegd, door zijn wilde act, nog eens aanwakkerde.
Uiteindelijk zaten wij, en de apparatuur geheel onder de verf; gelukkig voor ons, helaas voor het publiek, was in de 4e en laatste set de verf op.
Willem, Maarten en ik hadden staande nog geluk, want we waren heel wat beweeglijker dan Gerard, die zittend achter zijn drumstel geen schijn van kans had om zo'n verfzak te ontwijken.
Het meest beduusd waren we nog toen die gasten hun overall uittrokken, op hun gezicht en handen na geen vlekje te zien, en wij zaten van onder tot boven onder.
Na afloop die gasten zoals beloofd in de weer met de verf die naast het zeil was gekomen, allemachtig, er lag meer naast dan erop, de zaaleigenaar en wij waren het er over eens dat, mochten we dit nog een keer doen, dat we dan wat meer spelregels zouden introduceren.
Wij zijn, zonder schoon te maken, maar vertrokken uit die chaos, uiteraard nog voor gehaktballen langs het chauffeurs-café van Motel Maarsbergen, waar de ober en een vrachtwagenchauffeur uit België, die ons aanstaarden of we van Mars kwamen, niet werd uitgelegd wat er met ons gebeurd was.
Ook hebben we wel eens voor een lege zaal gespeeld; midden in de winter in Stroe op de Veluwe, kwamen we aan bij een Dorpshuis.
De jongelui die het organiseerden, verontschuldigden zich direct: „ja ik dacht dat hij de posters op zou hangen en hij dacht dat ik dat zou doen”.
Maar, het kwam in orde, ze waren iedereen die ze kenden aan het bellen.
Wij slepen de apparatuur naar binnen en stellen op, sound checken en een uur later zijn we zover, nog niemand te zien en dat zou ook niet echt gaan gebeuren, want inmiddels was het gaan ijzelen.
Wij weer naar die jongelui toe, „hoeveel geld hebben jullie eigenlijk”, „nee dat was in orde, ze konden ons betalen, want ze hadden genoeg over van de andere keren dat ze iets hadden georganiseerd”.
Mooi dan beginnen we maar, het werd een geslaagde oefenavond, waarbij er aan het eind toch nog 5 man publiek aanwezig was.
Omdat de terugreis met die ijzel niet aantrekkelijk leek, vroegen we of we daar konden blijven die nacht, maar Gerard moest en zou naar huis.
Stapvoets over de Veluwe, en omdat de luchtgekoelde VW bus- kachel de voorruit niet ijsvrij kon houden, stak Gerard zijn hoofd door het open zijraam naar buiten en zat Willem, vernikkeld van de kou, naast hem.
Maarten en ik lagen als vanouds achterin op de motor, en daar ging het nog, „kan dat raam niet dicht”, schreeuwden we af en toe, om vast te stellen of er nog leven voorin was.
Één keer hebben we meegemaakt dat het publiek wegliep, Frans had een optreden in de Prins van Orange in Driebergen geregeld, een discotheek die bekend stond om zijn soulpubliek, we hadden al gekankerd tegen Frans, dat wordt niks maar nee, hij kwam daar vaker en er traden beslist niet alleen soulgroepen op.
Het werd natuurlijk rampzalig, we hadden nog geluk dat het warm weer was, en dat iedereen naar buiten kon, als we een set speelden, ging vrijwel iedereen naar buiten en in de pauze, als er een soulplaat opgezet werd, liep de dansvloer weer vol.
Frans: „Speel dan zo jullie soulnummers”, „ja, en dan daarna weer dezelfde soulnummers zeker, halve zool die je er bent”, zeg ik pissig, maar echt kwaad konden we nooit op hem worden.
We hebben uiteindelijk (Sittin' on) the Dock of the Bay van Otis Redding en daarna In The Midnight Hour gespeeld, alleen waren we dat publiek zo zat, dat we In The Midnight Hour, zonder dat we dat van te voren met elkaar hadden afgesproken, compleet om zeep hielpen.
Het kenmerkende van dat nummer zijn de vertraagde beats en wie er mee begon, ik zou het niet weten, maar dat gingen we steeds, meer overdreven doen, zo erg dat die soulkikkers er niet meer op konden dansen, Frans stomverbaasd en “not amused”, wij wel.
Eindelijk hadden we weer lol.

Het vertrek van Maarten
Maarten’s drugsgebruik werd gaande weg steeds problematischer om mee om te gaan.
Aanvankelijk alleen hasjiesj en dergelijke, maar later ook allerlei andere middelen.
Hij begon repetities te missen, en tijdens optredens kwam het steeds vaker voor dat hij de weg kwijt raakte in de muziek, hij deed dan maar wat.
Zodra we dat merkten, draaide ik, terwijl Willem hem afleidde, zijn versterker en microfoon vrijwel dicht, en speelden we in feite met zijn drieën verder.
Hij zong en speelde dan op zijn manier gewoon mee, maar veelal concentreerde hij zich dan toch op het vernielen van een oude gitaar of een TV; ook kwam het voor dat hij een set niet op kwam dagen, omdat hij, weet ik waar, achter drugs aan zat.
Als we hem daarop aanspraken later, dan was het „Sorry, ik zal voortaan tijdens optredens niets gebruiken”, maar dat ging telkens weer fout.
Op een gegeven moment waren we het zat, Maarten kon vertrekken en het merkwaardige was dat hij er op een of andere manier wel vrede mee had, want hij kwam af en toe naar de repetitieruimte om ons te bezoeken, kwam kijken als we optraden en ook onze persoonlijke vriendschap met hem leed er niet onder.
De overgang van de „vier mans” naar „drie mans” formatie verliep voor ons drieën dan ook gladjes.
Een nadeel was wel dat Maarten’s tweede stem er bij de zang er niet meer was.
We hebben het laatste half jaar als drie-mans formatie opgetreden en in de clubs waar we speelden vonden ze het volkomen normaal, want Jimi Hendrix speel je met z'n drieën.

Het einde van de band
Het einde van de band kwam tegen de zomer 1970; er was nog maar één optreden gepland, hetgeen normaal was tegen de zomer.
Willem besteedde steeds meer tijd aan zijn toenmalige vriendin, nu zijn vrouw Leidy.
Gerard had een dip en zat de hele dag in de kroeg omdat zijn vrouw dreigde weg te lopen, en ik wilde een paar maanden reizen, dus besloten we: „we kappen ermee na dat optreden en als we er spijt van krijgen, dan beginnen we tegen de winter opnieuw”.
Na een maand in Israël te zijn geweest die zomer, ging ik bij Maarten achterop op de Triumph, samen met Gerrit Esveld op de Norton, voor enkele maanden naar Frankrijk.
Get your motor runnin', head out on the highway, lookin' for adventure, eindelijk dan toch Born to Be Wild van Steppenwolf, het werd bijna onze dood, maar dat terzijde.
Toen ik in november terug kwam, nam geen van ons drieën het initiatief om weer opnieuw te beginnen, ik ben toen die winter elders gaan werken en definitief uit Amerongen vertrokken.
In de jaren '80 is Maarten door een éénzijdig auto-ongeval om het leven gekomen.
Willem en ik hebben van Gerard nooit meer iets gehoord; gezien zijn alcoholgebruik gaan we er vanuit dat hij niet meer leeft, maar wie weet, het was een overlevingskunstenaar.
Met Willem heb ik sinds enige jaren weer contact, en speel ik af en toe nog eens.
Op 5 juli 2004 in Het Hof, gebouwd op de plek waar de Weerwolf was, in Leersum, organiseerde Arie Vonk, manager van The Clue uit Doorn, een reünie concert waar 700 mensen op af kwamen, naast The Clue, traden Lijn 6 en Direction op.
Maarten en Gerard werden daar op onnavolgbare wijze vertegenwoordigd door Bert van Viegen, slaggitaar en Raymond Makily op drums.
We speelden twee sets en, niet meer zo zwaar aan onze reputatie tillend, openden we beide sets met een instrumentaal nummer van The Shadows.
Gelukkig voor Bert was er geen derde set, want dan had hij met TV's moeten smijten of zijn hollowbody Rickenbacker moeten vernielen.

5 juli 2004 de Weerwolf Leersum, vlnr. Rob, Bert, Willem en helaas niet zichtbaar Raymond.

Willem is bezig The Wind Cries Mary af te sluiten en omdat ik hem, aan de andere kant van het podium, niet goed kan horen, kom ik naar hem toe om de slotakkoorden te kunnen timen.





Dit artikel werd geschreven door Rob van der Veer, bassist van Direction uit Amerongen.