dinsdag 3 april 2012

DE VEENSE

Het laatste Veenendaalse projekt waar ik (zijdelings) mee te maken had.
Hieronder de verschenen nummers op rij, en wat tekst wat ik op het internet aantrof.
(Gerard)

Uitgever "De Veense Publiekstijdschriften", Divisie Kwartaalbladen
Jaren 1982 - 1984, A4, Losbladig, gevouwen

Kwartaalblad met artikelen en interviews. In het eerste nummer o.m. een interview met grafdelver Cees Diepeveen, Rob Koppenberg en van Genderens dagboek. Tussen december 1982 en de wintereditie 1984 zijn acht nummers verschenen. Bij uitgave nummer 3, zomer 1983 werd een “reliposter”; Veense Zomer, uitgegeven met karikaturale advertenties. Deze deden bij de lokale middenstand nogal wat stof opwaaien. Gemaakt door Henk Roor (onder redactie van Wilma van Hoeflaken, met een kaart van Herman van Rijnbach) ons der andere met: Hoe rijden wij? Bekende Veenendalers over hun vakantie en 'Voor onze kleintjes'. Zeker voor die tijd tamelijk confronterend.
Bespreking Mats Beek - Schrijvers geturfd:
Er is een hoofdstuk opgenomen met vertalers en boekillustratoren. Beek is lyrisch over Jan de Boer, die aan de Kerkewijk woonde. Daar was ooit de Wereldwinkel gehuisvest en kwamen undergoundbladen als Turf en Sigaren en De Veense tot stand. ,,Dat laatste blad had bewust een schreeuwerige opmaak zoals van de Bild Zeitung. De Boer spreekt daarover. Grappig is dat Jan Hoedeman in een ander interview het daar ook over heeft.’’ Jan de Boer werkt tegenwoordig in Amsterdam. Met zijn boekomslagen behaalde hij vele prijzen en werkt nu voor grote uitgeverijen.
De Rijnpost, 27 okt 2010

Mats Beek weblog
In gesprekken i.v.m. het boek voor Van Kooten komen regelmatig de bladen/blaadjes 'Turf en sigaren' en 'De Veense' ter sprake. De bladen werden geschreven door een groepje jongelui rond de Wereldwinkel. Er zijn er maar een beperkt aantal van verschenen, maar ze weerspiegelden heel goed de tijdgeest van de jaren zeventig en zijn blijkbaar in het collectieve Veense geheugen blijven hangen.
Ik vroeg er ook Jan de Boer naar:

Mats: Je was in Veenendaal betrokken bij ‘Turf en Sigaren’ en bij ‘De Veense’.

Jan: Ja, bij beide. ‘De Veense’ kwam na ‘Turf en Sigaren’ en was beter. Die werd bijvoorbeeld ook verkocht bij Albert Heijn. Dat blad kwam uit op groot formaat en werd op glanspapier gedrukt. Zwart op wit en dan nog steunkleuren ertussen en dan heel bewust vormgegeven zoals de Duitse roddelpers eruit zag. En we gingen enorm door de bocht met van alles. Dat was echt de leukere opvolger van ‘Turf en Sigaren’. We maakten het voor een deel met dezelfde groep mensen.‘Turf en sigaren’ ontstond toen het minder ging met de Wereldwinkel. De helft ging studeren in Amsterdam en de scholieren bleven over. Dat waren o.a. Chris Anbeek, Wim Bos, Gerard Davelaar en Arie van de Kraats, een heel klein clubje eigenlijk. En later kwam ‘De Veense’ en toen deden bijvoorbeeld ook Jeroen Wielaert en Jan Hoedeman mee. Eens in de maand hadden we een redactievergadering en om de twee maanden was er een nieuw nummer. Er zijn er in totaal een stuk of zes van verschenen. We waren allemaal opgegroeid in Veenendaal en we hadden er een soort haat-liefdeverhouding mee. Ik heb er een hele fijne jeugd gehad, maar ik heb het ook gehaat: dat verschrikkelijke Veenendaal met al die gereformeerden, waar niets mocht. Turks Fruit werd er door de burgemeester verboden! Wij wilden kabaal maken. Mijn insteek was herrie schoppen, tegen allerlei zere benen aanschoppen en tegelijk toch een leuk en leesbaar blad maken. We waren links omdat dat bij de tijdgeest hoorde. Ik ben meer een sociaal-liberaal en ik was dat toen eigenlijk ook al.

Rein Bijkerk
Ook hij begint tijdens het interview over 'De Veense' en de voorloper daarvan 'Turf en Sigaren'. In mijn gesprekken met actieve en schrijvende Veenendalers komen die blaadjes reglematig ter sprake. Daar zou iemand nog eens studie van moeten maken:
Rein: Veenendaal is een plaats die sterke gemengde gevoelens bij mij heeft opgeroepen, maar waar ik wel heel veel mee heb. Ik moest denken aan de jaren tachtig, er was toen een satirisch blaadje ‘De Veense’. Ik zat in de redactie, maar omdat ik in de gemeenteraad zat publiceerde ik onder de naam Geesje van Geerestein, samen met een aantal anderen. Een paar jaargangen zijn dat geweest, helemaal opgemaakt door Jan de Boer, toen al, een Bild Zeitung-achtige stijl. En als je dat blaadje leest, zie je aan de ene kant het verzet tegen het calvinisme, tegen de vreselijke kleinburgerlijkheid en aan de andere kant zie je ook een soort liefde voor Veenendaal. De mensen die daarin schreven die hadden wat met deze plaats en wilden daar wat mee. Die waren niet tevreden, maar die bleven hier wonen en die wilden iets tot stand brengen, ze zagen ook de goede dingen. Dat gevoel is voor mij heel kenmerkend voor deze plaats.

Intolerantie handelsmerk van "De Veense"
Het kwartaaltijdschrift „De Veense" is ten onder. „Nooit van het blad gehoord", zegt u? U mag zich gelukkig prijzen. Alles wat met christelijk te maken heeft werd in het blad met journalistieke voeten getreden. Het goede achtte men kwaad en het kwade achtte men goed.
In 1982 vatte Jan Hoedeman met een aantal kornuiten het plan op een tijdschrift uit te geven. Jan Hoedeman en de meeste van zijn mannen waren al in de journalistiek werkzaam. De gedachte achter de geboorte van het blad was de leemte in de Veenendaalse pers ten aanzien van de achtergrondverhalen te vullen, stukjes over de Veense geschiedenis en lange interviews. Men zag een gat in de markt. „In principe was het de bedoeling het tijdschrift voor een jaar te laten verschijnen. Omdat het leuk liep plakten we er nog twee jaar aan vast. Om te voorkomen dat het niet meer leuk zou worden, zijn we er mee gestopt", zo deelde Hoedeman van „De Veense" mee.
…De intentie van menig verhaal is dat Veenendaal een levenloos dorp is, waar met name in de uitgaanssector niets is te vinden…
Reformatorisch Dagblad, 28 augustus 1985

(Digibron)

1 opmerking:

Martin zei

Dag,


Ik zie dat er acht nummers van De Veense zijn verschenen. Het zijn er echter tien...

Er is na nummer acht nog één gekomen en daartussendoor kwam nog een extra editie die maar in een zeer kleine oplage is verschenen.


Martin Brink